-
1 appeler
appeler [aaplee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 roepen2 oproepen3 opbellen4 noemen5 benoemen ⇒ roepen (tot), bestemmen (voor)6 verlangen ⇒ noodzaken, met zich brengen♦voorbeelden:appeler le médecin • de dokter laten komenappeler qn. • iemand (aan)roepenappeler à l'aide, au secours • om hulp roepenappeler qn. ( au téléphone) • iemand opbellenappeler qn. en justice • iemand voor het gerecht dagenappeler qn. par son prénom • iemand bij zijn voornaam noemenappeler les choses par leur nom • het kind bij de naam noemenêtre appelé à 〈+ onbepaalde wijs〉 • bestemd zijn (om), geroepen worden (tot), genoodzaakt zijn (om)appeler qn. à une fonction, à un poste • iemand benoemen op een postelle est appelée par sa fonction à beaucoup voyager • haar functie zal met zich meebrengen dat ze veel moet reizenune riposte en appelle une autre • het ene weerwoord lokt het andere uitappeler l'attention de qn. sur qc. • iemands aandacht op iets vestigen♦voorbeelden:1 comment t'appelles-tu? • hoe heet je?voilà ce qui s'appelle parler • dat is pas duidelijke taalou je ne m'appelle plus X, aussi sûr que je m'appelle X • zowaar als ik leef, hier sta1. v1) noemen2) (op)roepen3) opbellen4) benoemen2. s'appelerv -
2 appeler qn.
-
3 booh
v. boe roepen om iemand aan het schrikken te maken; boe schreeuwen om afkeuring te laten blijken -
4 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
5 rappeler
rappeler [raaplee]2 weer opbellen ⇒ terugbellen, opnieuw roepen4 doen denken aan ⇒ herinneren aan, gelijken op♦voorbeelden:rappeler qn. à la vie • iemand weer tot bewustzijn laten komen; 〈 figuurlijk〉 iemand de zin van het leven teruggevenrappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepen3 rappelez-moi votre nom • hoe heet u alweer?rappelez-moi au bon souvenir de • doet u de groeten aan♦voorbeelden:1. v1) terugroepen2) oproepen3) terugbellen5) terugbrengen [techniek]2. se rappelerv -
6 leven
leven1〈 het〉3 [levensduur] life, lifetime5 [morele handel en wandel] life7 [verschijnselen/werkzaamheden in een kring] life♦voorbeelden:het leven begint bij 40 • life begins at 40zijn leven geven voor zijn land • lay down one's life for one's countryvoor hun leven wordt gevreesd • there are fears for their liveszijn leven hangt aan een zijden draad(je) • his life hangs by a threadde aanslag heeft aan twee mensen het leven gekost • the attack cost the lives of two peoplezo is het leven • that's lifedat kostte hem het leven • that killed him/cost him his lifehet leven laten/erbij inschieten • lose one's lifezijn leven loopt op een eind • his end is drawing nearhet leven schenken aan • give birth toiemand het leven schenken • spare someone's lifezijn leven duur verkopen • sell one's life dearly, fight to the bitter endzijn leven wagen • risk one's lifebij leven en welzijn • if all is welliets in leven houden • keep something alivenog in leven zijn • be still alivein leven blijven • stay/keep aliveiemand naar het leven staan • be after someone's bloodom het leven komen • lose one's life, be killediemand om het leven brengen • kill someoneop gewelddadige wijze om het leven komen • meet (with) a violent deathhet leven van alle dag • everyday liferennen alsof je leven ervan afhangt • run for one's lifezijn leven niet (meer) zeker zijn • be not safe here (anymore)als je leven je lief is • if you value your lifeeen organisatie in het leven roepen • set up an organizationtekenen/schilderen naar het leven • draw/paint from life/natureuit het leven gegrepen • true to life, taken/drawn from (real) lifezijn hele verdere leven • for the rest of his lifezijn leven slijten • spend one's daysdat heb ik nog nooit van mijn leven gezien • I have never seen that in my lifevan zijn leven niet • never (in all my life)heb je van je leven! • well, I never!hij is voor zijn leven invalide • he will be an invalid for the rest of his lifevoor het leven benoemd • appointed for lifeeen lidmaatschap voor het leven • a life membershipvoor het leven getekend • marked for lifeiemand het leven zuur maken • make someone's life a miseryzijn eigen leven leiden • lead one's own life〈 figuurlijk〉 zijn eigen leven gaan leiden • lead/assume a life of its own 〈bijvoorbeeld van verhaal/gerucht〉een gemakkelijk leven hebben • have an easy lifeeen nieuw leven beginnen • turn over a new leafzijn leven beteren • mend one's wayszij heeft geen leven bij die man • that man makes her life a miseryhoe staat het leven? • how's life?een losbandig leven leiden • lead a wild life6 mijn/hun leven lang • all my life/their livesbij/tijdens zijn leven • in/during his lifetime7 het maatschappelijk/het huiselijk leven • public/private lifein het volle leven staan • be in touch with things10 een onderneming nieuw leven inblazen • breathe/inject new life into a firmleven in de brouwerij brengen • stir/liven things up, get things goinger kwam leven in de brouwerij • things were beginning to liven upiets/iemand weer tot leven brengen • bring something/someone to life again¶ een bruin leven • a good/an easy lifehij heeft ook het eeuwige leven niet • he won't last for everde bescherming van het ongeboren leven • protection of the unborn child————————leven22 [met betrekking tot zaken/voorstellingen] live (on)3 [zich voeden] live on4 [zijn dagen doorbrengen] live5 [zich gedragen] live♦voorbeelden:mens, durf te leven • come on, live a littlehij heeft niet lang meer te leven • he has not long to liveeeuwig leven • live eternallyen zij leefden nog lang en gelukkig • and they lived happily ever afterlanger leven dan iemand • outlive someonehaar ouders leven niet meer • her parents are no longer aliveleef je nog? • are you still alive?in leven en sterven • till death do us part〈 figuurlijk〉 te weinig om te leven en te veel om te sterven • hardly sufficient to keep body and soul togetherhij weet van voren niet dat hij van achteren leeft • 〈 aartsdom〉 he is not all there; 〈 de kluts kwijt〉 he's completely at sixes and sevensbij veel mensen leeft het idee … • many people still have the idea …leeft die vaas nog? • is that vase still in one piece?de kermis leeft niet meer bij de mensen • fun fairs no longer appeal to peoplewat er leeft binnen de organisatie • what is going on inside the organizationmet deze man is/valt niet te leven • you can't live with that manin angst leven • live in fearmet iemand in vrede leven • live in peace with someonewe leven toch in een vrij land? • it's a free country, isn't it?naar iets toe leven • look forward to somethingstil gaan leven • retirezij leven langs elkaar heen • they have little to say to each othergoed kunnen leven • be comfortably offzij kan er goed van leven • she can live well from itzij moet ervan leven • she has to live on ithij heeft genoeg om van te leven • he has enough to get byvan dit vak kun je niet leven • you can't make a living out of this tradeleve de koningin! • long live the Queen!deze romanpersonages leven • these characters are true to lifeweten wat er leeft onder de bevolking • know what people are thinkingII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [een leven leiden] live♦voorbeelden:1 een eenzaam leven leven • lead a solitary/lonely life -
7 order
n. volgorde, orde; stand; bevel; bestelling--------v. ordenen; bestellen; bevelen; leidenorder1[ o:də]1 orde 〈 ook biologie, natuurkunde, wiskunde〉 ⇒ stand, rang, (sociale) klasse/laag; 〈 formeel〉 soort, aard2 (klooster/ridder)orde♦voorbeelden:clerical order • geestelijke stand/cleruspoetry of a high order • eersteklas poëzie〈 Brits-Engels〉 in/of/ 〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • in de orde (van grootte) van, ongeveer, om en (na)bij¶ 〈 Brits-Engels〉 an order to view • een bezichtigingsbriefje 〈 van makelaar gekregen, tot bezichtiging van huis〉take (holy) orders • (tot) priester (gewijd) worden〈 Amerikaans-Engels〉 on the order of • zoals, in de stijl van3 bestelling ⇒ order, levering(sopdracht)♦voorbeelden:make/issue an order • een bevel uitvaardigenobey orders • een bevel/bevelen gehoorzamen/opvolgentake one's orders from • zijn bevelen krijgen van/uitby order of • op bevel/in opdracht vanon doctor's orders • op doktersvoorschriftbe under orders to • bevel (gekregen) hebben teunder the orders of • onder bevel/aanvoering vanorder to pay • betalingsmandaatorder to transfer • (giro-)overschrijvingorder for payment • assignatie, betalingsopdrachtissue an order for the payment of • opdracht/order geven tot uitbetaling vancheque to order • cheque aan orderpayable to the order of • betaalbaar aan de order van3 two orders of French fries • twee porties friet/patatplace an order for something • iets bestellenbe on order • in bestelling/besteld zijn→ tall tall/1 (rang/volg)orde ⇒ op(een)volging2 ordelijke schikking/inrichting/toestand ⇒ orde(lijkheid), ordening; geregeldheid, netheid; 〈 leger〉 opstelling; stelsel, (maatschappij)structuur4 orde ⇒ tucht, gehoorzaamheid5 bedoeling ⇒ doel, intentie♦voorbeelden:in order of importance • volgens/in (volg)orde van belangrijkheidout of order • niet in/op volgordethe order of things • de orde der dingenin good order • piekfijn/netjes in ordeleave one's affairs in order • orde op zaken stellenput/set something in order • orde scheppen in ietsout of order • defect, buiten gebruik/werking3 Order! (Order!) • Tot de orde!rise to a point of order • een procedurekwestie stellencall someone to order • iemand tot de orde roepencall (a meeting) to order • een vergadering voor geopend verklaren〈 formeel〉 in order • in orde, in overeenstemming met de regels, geoorloofdbe out of order • buiten de orde/het reglement van orde gaan 〈 van spreker〉; (nog) niet aan de orde zijn 〈 van voorstel, zaak enz.〉keep order • de orde bewaren/handhavenin order to • om, teneinde————————order21 bevelen ⇒ het bevel hebben/voerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ordenen ⇒ in orde brengen, (rang)schikken2 (een) bevel/order/opdracht geven ⇒ het bevel geven (tot); verordenen, gelasten; verzoeken om; voorschrijven 〈 van dokter〉♦voorbeelden:order someone a month's rest • iemand een maand rust voorschrijvenhe ordered the troops to open fire • hij gaf de troepen bevel het vuur te openen¶ order someone about/around • iemand (steeds) commanderen/voortdurend de wet voorschrijvenorder home • naar huis/het vaderland (terug)sturenorder someone off • van/uit het veld sturen 〈 van scheidsrechter〉order round • laten komen/halen→ order out order out/ -
8 crier
crier [krie.ee]1 schreeuwen ⇒ gillen, roepen3 piepen ⇒ knarsen, kraken, krassen6 luidkeels verkondigen ⇒ zich luidkeels beklagen (over), luidkeels protesteren (tegen)♦voorbeelden:crier comme un sourd • hard schreeuwencrier comme un putois, un veau • schreeuwen als een oordeel, als een gekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ roepen, roepen om4 uitventen ⇒ venten met, omroepen♦voorbeelden:crier vengeance • om wraak schreeuwen, roepenv1) schreeuwen, roepen (om)3) piepen, knarsen4) vloeken [kleuren]5) kraaien, huilen8) uitventen -
9 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
10 line
n. regel; streep; snoer; lijn; rij; generatie; beroep--------v. opstellen in rijen; markeren; bekleden; versterken; ribbelen; vullen (van een zak)line1[ lajn]1 lijn ⇒ snoer, koord3 rij (naast/achter elkaar) ⇒ 〈 leger〉 linie, stelling5 (beleids/gedrags)lijn♦voorbeelden:hold the line, please • blijft u even aan de lijn?2 line of fire • vuurlijn/linieline of sight/vision • gezichtslijnwe must draw the line somewhere • we moeten ergens een grens trekkenbring into line • tot de orde roepencome/fall into line • op één lijn gaan zitten, zich schikkenread between the lines • tussen de regels door lezenstand in line • in de rij gaan staan4 drop someone a line • iemand een briefje schrijven/sturenline of thought • ziens/denkwijze, denktrantkeep someone in line • iemand in de hand houdenshoot a line • een verhaal ophangen, opscheppensign on the dotted line • (een contract) ondertekenen; 〈 informeel〉 niet tegenstribbelen; in het huwelijksbootje stappentoe the line • in het gareel blijvenoff line • niet aan het werk, niet functionerendon line • aan het werk, functionerendbring a power station on line • een krachtcentrale operationeel makenout of line • uit de pas, over de schreef1 (hoeveelheid/stuk) lijn2 lint ⇒ lont, band♦voorbeelden:————————line2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ line one's nest/pocket(s)/purse • zijn zakken vullen, zijn beurs spekken→ line up line up/ -
11 nach
nach1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ nach und nach • langzamerhand, geleidelijk (aan)nach wie vor • nog altijd————————nach2〈voorzetsel + 3〉2 na 〈m.b.t. tijd〉3 na 〈m.b.t. plaats〉♦voorbeelden:ein Fenster geht, liegt nach dem Garten • een raam ziet uit op de tuinnach Hilfe rufen • om hulp roepennach allen Richtungen • naar, in alle richtingennach jemandem rufen • om iemand roepennach Wochen • weken daarna, lateres ist Viertel nach zehn • het is kwart over tienSchritt nach Schritt • stap na stapeins nach dem andern • het een na het anderbitte, nach Ihnen! • na u!4 meiner Ansicht, Meinung nach • naar mijn mening, volgens mijnach Diktat schreiben • onder, volgens dictaat schrijvennach Farben ordnen • per kleur ordenennach Gebühr • naar verdienstenach dem Gedächtnis • uit het geheugennach dem Gefühl • op het gevoel (af)nach unserem Geld • in onze muntetwas nach Gewicht verkaufen • iets bij 't gewicht verkopender Größe nach • in volgorde van grootteder Reihe nach • één voor één, om de beurtdem Sinn nach sagte er Folgendes • wat hij zei kwam op het volgende neerseiner Sprache nach • naar zijn taal te oordelenein Mann nach der Uhr • een man van de klok -
12 stellen
stellen1 stellen, plaatsen, zetten ⇒ gelijkzetten; neerzetten; brengen; salariëren2 zorgen voor ⇒ leveren, ter beschikking stellen4 ensceneren, in scène zetten♦voorbeelden:1 einen Antrag stellen • een motie, verzoek(schrift) indienenjemandem eine Aufgabe stellen • iemand een taak stellen, opgevender Hund stellt die Ohren • de hond zet zijn oren opdie Uhr stellen • de klok, het horloge gelijkzettenetwas nicht stellen können • geen plaats hebben voor ietsgut gestellt sein • in goeden doen zijnStühle an den Tisch stellen • stoelen bij de tafel zetten〈 figuurlijk〉 eine Sache über eine andere stellen • de voorkeur geven aan iets, iets verkiezen boven iets andersetwas unter ein Thema stellen • iets onder een thema plaatsenzur Diskussion, Erörterung stellen • ter discussie stellenZeugen stellen • getuigen voorbrengen, presenteren2 zich houden ⇒ doen alsof, veinzen3 zich aangeven, zich melden5 bereid zijn ⇒ opkomen, aantreden♦voorbeelden:sich gegen jemanden stellen • zich tegen iemand kerensich hinter jemanden stellen • achter iemand gaan staansich (schützend) vor jemanden stellen • (verdedigend) vóór iemand gaan staansich schlafend stellen • zich slapende houden3 sich der Polizei stellen • zich bij de politie aangeven, meldenes stellt sich die Frage • de vraag rijst4 sich mit jemandem gut stellen • met iemand overweg kunnen, het met iemand kunnen vindenwie stellst du dich zu diesem Problem? • hoe sta jij tegenover dit probleem?sich der Presse stellen • de pers te woord staansich zu seinen Taten stellen • de verantwoordelijkheid voor zijn daden op zich nemen9 sich auf 200 Mark stellen • 200 mark kosten, op 200 mark komen -
13 move
n. zet; stap; verhuizing--------v. bewegen; verplaatsen; verhuizen; ontroeren; voorstellenmove1[ moe:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beweging3 zet ⇒ beurt, slag4 stap ⇒ maatregel, manoeuvre♦voorbeelden:get someone/something on the move • iemand/iets in beweging brengenlarge forces were on the move • grote strijdkrachten waren op de been4 make a move • opstaan 〈 van tafel〉; opstappen, het initiatief nemen; maatregelen treffen, in actie komenmake moves to stop the war • stappen ondernemen om de oorlog te staken————————move21 (zich) bewegen ⇒ zich verplaatsen, van positie/houding veranderen2 vorderen ⇒ vooruitkomen, opschieten6 verhuizen ⇒ (weg)trekken, zich verzetten7 een voorstel/verzoek doen♦voorbeelden:it's time to be moving • het is tijd om te vertrekkenmove along • doorlopen, opschietenhe moved away from her • hij ging een stapje opzijmove off! • verdwijn!, hoepel op!move over • inschikken, opschuivenmove down a road • een weg afgaanmove towards better understanding • tot een beter begrip komenthe plot moves slowly • de plot ontwikkelt zich langzaamsuddenly things began to move • plotseling kwam er leven in de brouwerijkeep moving! • blijf doorgaan!, doorlopen!the army moves off • het leger marcheert af6 they moved away • ze trokken weg/verhuisdenthey moved into a flat • ze betrokken een flat→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ (ver)roeren, in beweging/beroering brengen3 verhuizen ⇒ vervoeren, overbrengen4 opwekken ⇒ (ont)roeren, raken, aangrijpen5 drijven ⇒ aanzetten, aansporen♦voorbeelden:1 the police moved them along • de politie dwong hen door te lopen/rijdenit moved him to laughter • het werkte op zijn lachspierenhe is moved to tears • hij is tot tranen toe geroerdbe moved to • zich geroepen voelen (om) te→ move about move about/, move around move around/, move down move down/, move in move in/, move on move on/, move out move out/, move up move up/ -
14 orde
1 [regelmatige plaatsing, vastgestelde opeenvolging] order3 [vereniging van personen] order5 [biologie] order6 [religie] order (of priesthood)7 [onderscheiding] order♦voorbeelden:1 tot de orde van de dag overgaan • proceed/pass to the order of the dayvoor de goede orde wijs ik u erop dat … • for the record, I would like to point out to you/remind you that …orde scheppen in de chaos • produce order out of chaosiets aan de orde brengen • raise a matter/question, bring something upaan de orde zijn • be under discussionz'n kleren in orde brengen • straighten out one's clothes, adjust one's dressna de verhuizing waren zij snel weer op orde • they quickly got settled in after their move〈 figuurlijk〉 iemand tot de orde roepen • call someone to order, bring someone into lineverstoring van de openbare orde • disturbance of the peace, disorderly conduct, violation of civil orderde orde bewaren • keep/preserve/maintain orderzij kan goed orde houden • she is good at keeping order/disciplineorde moet er zijn! • we need more law and order!ik ben weer in orde • I'm all right again, I'm fine againdat komt (wel) in orde • 〈 ik zorg ervoor〉 I'll see to it; 〈 het komt wel goed〉 it will turn out all right/OKin orde! • all right!, fine!, OK!het toestel is (niet) in orde • there is nothing/something wrong with the appliance, the appliance is (not) in running/working orderis alles weer in orde tussen jullie? • is everything all right/OK between you two again?orde op zaken stellen • put/set things right; 〈 met betrekking tot eigen zaken〉 put one's affairs in orderin die orde van grootte • of that order (of magnitude)7 iemand een orde verlenen • invest someone with a decoration, decorate someone -
15 orde
♦voorbeelden:toeristische attractie van de eerste orde • haut-lieu touristiquede gevestigde orde • l'ordre établide openbare orde • l'ordre publicde orde bewaren, handhaven • maintenir l'ordrezij kan goed orde houden in de klas • elle sait faire régner la discipline dans sa classedat komt later aan de orde • nous traiterons cela plus tardiets aan de orde stellen • soulever un problèmedat is buiten de orde • cela n'est pas en causein goede orde ontvangen • reçu en bon étatorde scheppen (in iets) • mettre de l'ordre (dans qc.)zijn kapsel in orde brengen • arranger sa coiffureik ben weer in orde • je suis tout à fait rétablialles in orde • tout va bienhij is niet helemaal in orde • il est mal fichualles zal wel in orde komen • tout s'arrangeraiets in orde maken • régler qc.in die orde van grootte • dans cet ordre de grandeurin orde • d'accord〈 figuurlijk〉 iemand tot de orde roepen • rappeler qn. à l'ordredat is van lagere orde • ce n'est pas essentieldat is van later orde • cela viendra plus tardvoor de goede orde wijs ik u erop dat … • pour le bon ordre, je vous signale que …orde op zaken stellen • remettre une affaire en ordre -
16 rufen
rufen♦voorbeelden:den Arzt ans Krankenbett rufen • de arts aan het ziekbed laten komennach der Bedienung rufen • de bediening roepen -
17 terzijde
1 [naar opzij] de côté2 [aan de zijkant] à côté♦voorbeelden:1 iets terzijde laten • négliger qc., laisser qc. de côtéiemand terzijde nemen, roepen • prendre qn. à partde stierenvechter sprong terzijde • le torero fit un bond de côtéiemand terzijde staan • assister qn., être aux côtés de qn.dit terzijde • soit dit en passant -
18 verantwoording
1 [rekenschap] account2 [verantwoordelijkheid] responsibility♦voorbeelden:aan iemand verantwoording verschuldigd zijn • be accountable/answerable to someoneiemand ter verantwoording roepen • call someone to account -
19 enlist
v. dienst nemen; inroepen, werven[ inlist]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inroepen ⇒ werven, mobiliseren♦voorbeelden: -
20 ordre
ordre [ordr]〈m.〉1 orde ⇒ volgorde, rangorde, ordening4 categorie ⇒ soort, aard5 bevel ⇒ opdracht, verordening, order6 order ⇒ bestelling, opdracht♦voorbeelden:avoir de l'ordre • ordelijk zijnmanquer d'ordre • slordig zijnmettre de l'ordre • orde scheppenmettre bon ordre à • voorgoed een eind maken aanmettre de l'ordre dans • opruimen, ordenendans l'ordre chronologique • chronologischdans l'ordre d'entrée en scène • in volgorde van opkomstmettre en ordre • opruimen, ordenenen ordre de marche • startklaarpar ordre alphabétique • alfabetisch gerangschiktl'ordre établi • de gevestigde ordene pas avoir d'ordre • geen orde kunnen houdenrappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepenrentrer dans l'ordre • weer normaal wordenordre monastique • kloosterorde4 de dernier ordre • erbarmelijk slecht; totaal onbelangrijkchoses de même ordre • soortgelijke dingende premier ordre • eersteklas-affaire de premier ordre • bijzonder belangrijke zaakde second ordre • tweederangsd' ordre général • van algemene aardd' ordre philosophique • op het terrein van de filosofiec'est dans l'ordre des choses • dat is de normale gang van zakendans cet ordre d'idées • in verband hiermeeune inquiétude de cet ordre • een dermate grote onrustordre formel • uitdrukkelijk bevelje n'ai pas d'ordre à recevoir • ik kan mijn eigen boontjes wel doppenà vos ordres! • tot uw orders!être aux ordres de • ter beschikking staan vanjusqu'à nouvel ordre • tot nader orderpar ordre de, sur l'ordre de • in opdracht van6 ordre d'achat • kooporder, bestelformulierprendre des ordres • bestellingen opnemen; bevelen in ontvangst nemenà l'ordre du jour • actueel, in de modem1) orde, volgorde3) genootschap4) categorie5) bevel6) bestelling
Страницы
- 1
- 2